Nelca en Bergkapel
Nieuwe woon­wij­ken bin­nen dorpskernversterking

K191 B 03
  • Opdrachtgever
    Intercommunale Leiedal
  • Ontwerpteam
    HDSPV architecten + urbain architectencollectief (architectuur)
    Denis Dujardin (landschapsontwerp)
  • Ontwikkelaar
    Ascot
  • Fase
    2020, wedstrijd, 2e laureaat
  • Bouwbudget
    8.650.000 euro excl. btw en erelonen (Nelca)
    3.400.000 euro excl. btw en erelonen (Bergkapel)
  • Locatie
    Lendelede
K191 I

Meer dorp, meer groen!

Het is bij­zon­der dat de inter­com­mu­na­le Leiedal en de gemeen­te twee sites in één en het­zelf­de dorp samen aan­bo­den voor ont­werp en ont­wik­ke­ling. Dit had goe­de rede­nen. Naast de evi­den­te ver­schil­len die bei­de opga­ven spe­ci­fiek maak­ten, deel­den ze ook een­zelf­de agen­da. Voor bei­den ging het om een ver­ster­king van de dorps­kern, en om een vorm­ge­ving van de rela­tie tus­sen het dorp en het omlig­gen­de groen. Voor bei­de sites, Nelca en Bergkapel, wer­den woning­ty­pes gezocht die op een inno­va­tie­ve manier aan­slui­ting vin­den bij her­ken­ba­re dorps­ruim­tes. En bei­de sites grenz­den aan open ruim­tes met land­schap­pe­lij­ke waar­de, tot de vorm­ge­ving waar­van ze onmis­ken­baar een belang­rij­ke bij­dra­ge zou­den vormen. 

Ook al ver­schil­den de ont­werp­voor­stel­len even sterk van elkaar als de sites onder­ling van elkaar ver­schil­den, de basis­hou­ding was dezelf­de. We ver­sterk­ten het dorp door de nieu­we woning­ty­pes te ont­wik­ke­len van­uit de waar­de­ring van het bestaan­de. In dat bestaan­de waar­deer­den we het spe­ci­fie­ke en bij­zon­de­re hoger dan het gene­rie­ke: daar von­den we de kie­men voor wat een nieu­we inno­va­tie­ve ont­wik­ke­ling gaat wor­den. Een vrij­staan­de heren­wo­ning ach­ter een muur echoot in drie­ge­vel­wo­nin­gen in een ommuur­de tuin; het karak­ter­vol­le ach­te­r­in­lig­gen­de fabriek­je ver­scheen opnieuw als rij­tjes lof­t­wo­nin­gen in een gedeel­de tuin; de fer­met­te ver­an­der­de in tot schu­ren gescha­kel­de boer­de­rij­wo­nin­gen tus­sen een gedeeld erf en het open land­schap (Bergkapel). Villa’s in een bota­nisch rij­ke park­tuin schaal­den op naar klei­ne appartementsvilla’s in een gro­ter park; rij­wo­nin­gen trans­for­meer­den tot patio­wo­nin­gen met een klei­ne­re, maar inten­ser beleef­de tuin (Nelca).

Uit het bes­te van het dorp van nu groeit het dorp van mor­gen. De nieu­we wonin­gen pas­ten bij het dorp, maar ze maak­ten een inten­sie­ver gebruik van de zeld­zaam wor­den­de grond. Ze maak­ten bin­nen- en bui­ten­ruim­te voor het eigen gezin, maar ze ston­den open voor col­lec­tief gedeel­de ruim­tes die de eigen ruim­te ver­leng­den. Het waren wonin­gen waar de buur niet als een te mij­den vreem­de, maar als een nabije beken­de werd tege­moet­ge­tre­den: een dorps­ge­voel als tegen­gif voor ano­ni­mi­teit en ver­een­za­ming. De bin­nen­ruim­tes had­den een ver­leng­stuk in een toe­ëi­gen­ba­re bui­ten­ruim­te, maar ze hiel­den ook zicht op een bij­zon­de­re boom, een groot­scha­li­ge publie­ke ruim­te, de hori­zon van het land­schap. De wonin­gen gin­gen niet ten kos­te van het dorp: ze maak­ten het dorp, en open­den het zicht op het gro­te­re geheel. 

Dat laat­ste is met name nage­streefd in de behan­de­ling van de open ruim­te. Op bei­de sites heb­ben we de gebo­den vrij­heids­gra­den zo inge­vuld, dat de grootst moge­lij­ke aan­een­ge­slo­ten open ruim­tes ont­staan. We zoch­ten naar arti­cu­la­tie, maar gin­gen in tegen ver­snip­pe­ring. Voor Bergkapel werd de opge­leg­de zicht­lijn naar het open land­schap de grens van de publie­ke ruim­te: we zagen af van de moge­lijk­heid tot ver­de­re opde­ling. Aan de Heulsestraat bebouw­den we de ran­den van het tuin­per­ceel, en hiel­den het mid­den van de tuin vrij. De nieu­we door­steek tus­sen Stationstraat en Rozebeekstraat werd inge­leid met een park dat de straat over­stak en de waar­de­vol­le bomen aan­vul­de en opwaar­deer­de. Betere groen­ver­bin­din­gen, gro­te­re onver­har­de ruim­tes speel­den een cen­tra­le rol in onze duur­zaam­heids­aan­pak. Daarbij waak­ten we erover, dat dit groen een­vou­dig en duur­zaam beheer­baar was, en dat het onder­houd niet op zijn beurt tot meer CO2-uit­stoot leidde.